Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als zij nu waren bij den groten steen, die bij [21]Gibeon is, zo kwam Amasa [22]voor hun aangezicht. En Joab was omgord over zijn [23]kleed, [24]dat hij aan had, en daarop was een gordel, daar het zwaard aan vastgemaakt was op zijn lenden in zijn schede; en als [25]hij voortging, zo [26]viel het uit. 21. Zie Joz.10:. 22. Dat is, hij kwam hun recht in het gemoet, wederkerende van de reis, waartoe hem de koning gezonden had, of, Hij kwam voor, of nevens hen heen, langs den weg, daar zij mogen hebben vertoefd. 23. Of, krijgsrok, kazak, krijgsmantel; een kleed [gelijk enigen menen] in den krijg gebruikelijk en te dien tijd bekend. 24. Hebreeuws, zijner kleding. 25. Te weten, Joab, aftredende uit zijn orde, of de plaats, waar zij vertoefden om Amasa te groeten. 26. Te weten, het zwaard; zulks, dat Amasa, hebbende het zwaard zien vallen, daarop niet verdacht was, dat Joab het met de linkerhand opgenomen had, gelijk sommigen uit vs.9 afnemen.